De examens komen dichterbij. Voor veel leerlingen voelt dat alsof de klok ineens sneller tikt. Zo ook voor haar. Zestien jaar, hoofd vol formules, begrippen en opdrachten. En de gedachte: ik red het niet meer.
“Het lijkt wel alsof mijn tijd bijna op is,” zegt ze als we samen aan tafel zitten. Ze zucht diep. “Ik heb er echt geen zin meer in, het is zoveel.” De moed zakt haar in de schoenen nog voordat ze begonnen is.
Ik vraag waar ze het allemaal voor doet. Even blijft het stil. Dan zegt ze: “Ik wil volgend jaar als au pair naar Frankrijk.” En daar verschijnt die glimlach weer.
Dat beeld van een nieuw begin, een avontuur waar ze zin in heeft, geeft haar ineens lucht.
We pakken haar agenda erbij. In plaats van te kijken naar de weken die nog resten tot het examen, kijken we naar de dagen zelf. Wat lukt op een maandag, wat liever niet na een lange schooldag? Wanneer heb je de meeste energie? We verdelen het in kleine stukjes: één vak per blok, met rustmomenten ertussen.
Na twee uur puzzelen ligt er een overzicht. Niet perfect, maar wel haalbaar. Een plan dat niet alleen structuur geeft, maar ook rust.
“Dit voelt beter,” zegt ze. “Alsof ik het weer aan kan.”
Dat moment, dat iemand van paniek naar vertrouwen beweegt, daar doe ik het voor. Soms is het niet de grote motivatie die telt, maar overzicht dat alles weer in beweging zet.